Inleiding

Toen computers voor het eerst beschikbaar werden voor universiteiten en later ook voor thuisgebruikers, was geheugen duur (1 KB = EUR 400). Het was erg zeldzaam voor computer om veel geheugen te hebben, maar mensen wilden wel altijd grote programma's draaien.

In het begin gebeurde swappen nog handmatig: de programmeur verdeelde het programma in kleinere delen (overlays), die één voor één in het geheugen werden geladen en uitgevoerd. Dit was erg vermoeiend en mensen werden er gek van. Een groep uit Manchester bedacht een methode om het gehele proces te automatiseren: programma's kunnen geheugenlocaties aanroepen, ongeacht of ze bestaan of niet. Hierdoor is de grens van het geheugen niet meer de grootte van het fysieke geheugen, maar de grote van de harde schijf en het aantal adresbits. Omdat het geheugen wat aangeroepen wordt niet echt bestaat, heet het virtueel geheugen.

Swapping is een programma uit het geheugen halen en een ander programma er in laden. Dit kan zonder hardware-ondersteuning geimplementeerd worden door het besturingssysteem. Paging staat toe om je harde schijf te gebruiken alsof het geheugen is.